Het is een cliché zo hoog als het Witte Huis zelf: de president die de nieuwe media het best beheerst, heeft de wereld aan zijn voeten. Letterlijk dan. Roosevelt deed het met zijn radiopraatjes, Kennedy met zijn televisie-optredens. Obama met het internet. Toch voor een stuk.
Dat internet een cruciale rol speelde in de campagne van Barack Obama staat als een paal boven water. Want dankzij een erg slimme internetstrategie wist Obama niet alleen heel veel jongeren te mobiliseren. Een voormalige Facebook-medewerker van nog geen dertig stond bijvoorbeeld aan de wieg van zijn campagne, en kreeg een vooraanstaande rol. Facebook is overigens het medium waar Obama een veelvoud meer fans heeft dan McCain of Clinton. Alleen op dat netwerk zijn er honderden Obama-fanpages.
De slimme internetstrategie zorgde er ook voor dat hij– vele kleindjes maken een groot – heel veel campagnegelden kon binnenhalen. Of hoe de zogenaamde ‘long tail’ ook voor politiek blijkt te werken.
Velen zullen de komende dagen deze ‘historische’ overwinning opdragen aan deze online strategie, die voor het eerst op dit niveau werd toegepast. Maar helemaal juist is dat niet. Want Obama haalde de mosterd bij Howard Dean, die in 2004 al had aangetoond dat je je giften beter haalt bij een hele grote groep van mensen, die telkens een beetje geld gaven, dan bij enkelingen die meteen een smak geld op tafel leggen.
Ik vraag me ook af of internet wel doorslaggevend was tijdens de campagne zelf. YouTube bleef bijvoorbeeld helemaal niet cruciaal. Er kwamen nooit filmpjes terecht die de kleine kantjes van de kandidaten bloot legden. En als ze er waren, bleken ze nooit bepalend.
Obama werd ook president omdat hij een aantal oude media het best beheerste. De 30 minuten televisiespot (zie hoger), zowel technisch als inhoudelijk een huzarenstukje, bleek daar het beste voorbeeld van. En dan zijn er uiteraard zijn speeches zelf. En wil dat nu net een ‘medium’ zijn dat al zo oud is als de straat zelf. Maar het werkte verbluffend.
Uit IT Pro